maandag, september 19, 2005

Het benaderen van verstandelijk gehandicapten:
- hoe maak ik een boodschap begrijpelijk?
- hoe stel ik me voor?
- proberen me in te leven in een mens met het EQ / IQ van een kind en er contact mee te houden
- wat moet ik beslist niet doen, zeggen of nalaten
- hoe kan ik het beste een anamnese verrichten?
- hoe kan ik het beste een lichamelijk onderzoek verrichten?

Belanghebbenden / Gezaghebbenden / Voogdijschap / Andere partijen
- alle juridische ins en outs
- mijn attitude
- wat wil ik zelf, waar blijf ik en hoe maak ik dat duidelijk?
- BOPZ ea.
- Hoe ga ik het beste om met vragen over stoppen van therapie, levensbeeindiging, euthanasie, al dan niet insturen naar een ziekenhuis bij zwakbegaafden, wilsonbekwamen?

Acute geneeskunde, hoe om te gaan met bepaalde situaties:
- epileptie
- verslikking / stikken
- hartinfarct
- vergiftiging
- zelf mutilatie
- bloedingen
- shock
- wat hoort er in mijn tas te zitten

Uitbreiden van mijn kennis qua farmacologie:
- indicaties
- contraindicaties
- bijwerkingen / nevenwerkingen

Hoe om te gaan met “Lastige vragen” :
- het aanleren van een goede attitude binnen een multidisciplinaire setting
- de regie houden
- besluiten kunnen nemen in moeilijke situaties
- uitbreiden van communicatieve vaardigheden

woensdag, september 14, 2005

Indien 2 grote toevallen achter elkaar , dan 600 mg chloralhydraat.
Hierna tempen en bij koorts 1000 mg paracetamol rectaal geven (ligt in de koelkast). Helpt dit niet dan na 10 minuten 20 mg Stesolid geven.
Helpt ook dit niet dan in overleg met de arts 5 mg Dormicum intramusculair toedienen, als dat dan nog niet helpt dan 2 mg Rivotril toedienen.

Bij een status epilepticus ( epileptische activiteit die langer dan I5 minuten duurt) moet het volgende gebeuren:
. Na 15 minuten 600 mg chloralhydraat toedienen. Helpt dit niet:
. Na nog 15 minuten 20 mg stesolid toedienen. Helpt dit niet:
. In overleg met dienstdoende arts eventueel 5 mg dormicum intramusculair toedienen,
voordat overgegaan wordt op
. 2 mg rivotril intraveneus.

woensdag, september 07, 2005

Gelijktijdig gebruik van antihistaminica, antidepressiva, anxiolytica, barbituraten, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol versterkt de sederende en/of anticholinerge werking.

Gelijktijdig gebruik van Lithium, parkinsonmiddelen, parasympaticolytica, antidepressiva en andere antipsychotica verhoogt het ontstaan van tardieve dyskinesie.

- initiatief verlies
- emotionele afvlakking
- diverse bijwerkingen: obstipatie, gewichtstoename, mictiestoornissen, accomodatiestoornissen, vermoeidheid, diarree, tranenvloed, acroscyanose, polyurie, depressie, enuresis nocturna, verhoogde oogdruk, tardieve dyskinesie, hyperprolactinemie (galactorroe, amenorroe)
-impotentie en/of gynaecomastie bij mannen

- MALIGNE NEUROLEPTICA SYNDROOM: neutropenie, agranulocytose, hypertermie, spierrigiditeit, autonome instabiliteit

- regelmatig oogheelkundig onderzoek bij sommige middlen wegens de pupildilatatie en de kans op acuut glaucoom.

Antipsychotica verminderen het reactievermogen en het concentratievermogen.

Aanwijzingen voor het maken van een keuze:
* kwantitatieve en kwalitatieve effectiviteit.
* bijwerkingen profiel
- motorische bijwerkingen
- hypnosedering
- gewichtstoename
- seksuele functiestoornissen

Atypische antipsychotica hebben waarschijnlijk minder extrapyramidale bijwerkingen en een grotere werking op de negatieve symptomen, hoewel dit onvoldoende aangetoond is.

Bij acute psychosen is Haldol het aangewezen behandel middel; 4 t/m 10 mg per etmaal. De (mn. extrapyramidale) bijwerkingen zijn dan mild en goed te verdragen. Hogere doseringen zijn nauwelijks effectief en de bijwerkingen treden meer op de voorgrond.
Als bij een lage dosering van een klassiek antipsychoticum de extrapyramidale bijwerkingen te ernstig worden, kan een atypisch antipsychoticum geprobeerd worden, zoals: Risperdal of Alanzapine.
Risperdal is effectiever dan Haldol in het voorkomen van een exacerbatie van een psychose.

Clozapine is een goed alternatief bij therapie resistentie tegen klassieke en atypische anti-psychotica.
Er dient aanvankelijk wekelijks en later maandelijks gecontroleerd te worden op agranulocytose.
Eventueel kan er Lithium toegevoegd worden.
Een benzodiazepine kan gegeven worden tegen angst en slapeloosheid.

Bij een stabiele periode kan een antipsychoticum afgebouwd worden tot 1/3 a 1/2 van de dosering. Bij een recidief kan het beste het laatst effectieve en goed verdragen middel gebruikt worden.
Bij chronische therpie kan het beste een depot preparaat gebruikt worden.
Bij een psychotische depressie kan het beste gestart worden met een antidepressiva en eventueel later een antipsychoticum.
Bij een delier of agitatie is Haldol (1 a 6 mg) het middel van eerste keuze.
Als op een klassiek middel gereageerd wordt met dystonie, kan in het vervolg het beste Olanzapine gegeven worden.
Ouderen kunnen een delier krijgen van antipsychotica.
Bij een delier of onrust bij dementerenden kan het beste Haldol gegeven worden.
Bij kinderen met agressief gedrag kan het beste Haloperidol, Pimozide of Thioridazide gegeven worden.

Vocht

Benodigde hoeveelheid vocht:
Onder de 10kg (boven 1 jaar): 100ml x het gewicht.

Boven de 10kg, onder de 20kg: 1 liter + 50ml per kg (boven de 10kg)
Bijv: 14kg: 1 liter + 50 x 4=200ml = 1200ml

Boven de 20kg: 1500ml + 20ml per kg (boven de 20kg)
Bijv: 24kg: 1500 + 4 x 20ml = 1580ml

Info I.Beerepoot, dietist

dinsdag, september 06, 2005

Als iemand psychotisch is, dan is hij het normale contact met onze werkelijkheid kwijtgeraakt. Dat wijst op een ernstige verstoring van de verwerking van informatie. Dit kan blijken uit een of meer van de volgende verschijnselen.

Hallucinaties: Iemand die psychotisch is kan iets waarnemen (horen, zien, ruiken, voelen, proeven) dat er in werkelijkheid niet is. Deze ervaringen zijn voor de betrokkene zeer 'echt'. Het horen van stemmen is de meest voorkomende hallucinatie. Soms geven stemmen commentaar op het gedrag of geven ze opdrachten. Hallucinaties kunnen zeer hinderlijk zijn voor degene die er last van heeft. Als de patiënt op de stemmen reageert, dan kan dit leiden tot vreemd of storend gedrag.

Vaak lukt het de patiënt een lange tijd om deze ervaringen voor zichzelf te houden, zonder dat mensen in de omgeving er iets van merken.

Wanen: Dit zijn individuele ideeën of overtuigingen die absoluut niet in overeenstemming zijn met algemeen geaccepteerde ideeën of opvattingen. Het draait bij een waan altijd om de betrokkene zelf; hij heeft bijvoorbeeld de overtuiging dat hij buitengewone kwaliteiten bezit, rechtstreeks in verbinding staat met een hogere macht of weet zeker dat er een complot tegen hem wordt gesmeed. Ogenschijnlijk gewone gebeurtenissen krijgen een speciale betekenis. Het is moeilijk iemand met wanen op andere gedachten te brengen: hij houdt sterk aan zijn ideeën vast en is vaak niet gevoelig voor logische tegenwerpingen.

Verward denken: Het denkproces kan te snel, te langzaam of chaotisch zijn. Vaak lukt het niet om helder te denken. Soms gaat het verband tussen gedachten verloren. Hierdoor is het nogal eens moeilijk om te begrijpen wat iemand die psychotisch is precies bedoelt. Op zijn beurt kan hij weer moeite hebben om anderen te begrijpen. Dit komt doordat hij zich niet goed kan concentreren en problemen heeft met onthouden. Het kan hem vaak moeite kosten het gedrag van anderen te plaatsen.



Vaak komen voorafgaand aan, tegelijk met of na afloop van een psychose ook andere verschijnselen voor, zoals negatieve symptomen, cognitieve stoornissen en depressie.

Negatieve symptomen duiden op het ontbreken van gedrag dat normaal wel aanwezig is. Voorbeelden zijn: weinig spreken, weinig initiatief tonen, weinig energie hebben, weinig gebaren maken, een vlakke gezichtsuitdrukking hebben of een teruggetrokken gedrag vertonen. Negatieve symptomen kunnen zeer ernstig zijn. De patiënt heeft dan zijn vitaliteit en enthousiasme geheel verloren. Anderen kunnen dit opvatten als luiheid en 'niet willen deugen'. De patiënt kan er niets aan doen dat hij deze negatieve symptomen heeft. Negatieve symptomen zijn vaak moeilijk te behandelen.

Cognitieve stoornissen zijn verslechteringen in de verwerking van informatie door de hersenen. De patiënt heeft moeite zich te concentreren, is gemakkelijk afgeleid of heeft moeite verschillende soorten informatie gelijktijdig te verwerken (bijvoorbeeld te lezen terwijl de radio aanstaat).

Bij een depressie is er sprake van een sombere stemming en een gedaalde zelfwaardering. Soms is de wanhoop zo groot dat mensen zelfdoding overwegen of zelfs een suïcidepoging doen.

Een psychose komt het meest voor bij mensen tussen de 16 en 30 jaar en kan samenhangen met verschillende psychiatrische ziektebeelden. Zo zijn er psychosen door drugsgebruik, psychosen bij een manisch-depressieve aandoening, psychosen bij schizofrenie en psychosen in het kader van kortdurende psychotische stoornissen. Manisch-depressieve stoornissen komen voor bij 1 op de 200 mensen, schizofrenie bij 1 op de 100. Welke aandoening het precies is, hangt onder andere af van bijkomende verschijnselen, oorzaken en tijdsduur van de psychose. Omdat het verloop van de aandoening mede de diagnose bepaalt, kan het in sommige gevallen ongeveer een half jaar duren voor de diagnose met zekerheid gesteld kan worden. Houd er rekening mee dat de eerste diagnose later bijgesteld kan worden.

-

Iedereen kan psychotisch worden. Bij mensen die bijvoorbeeld drugs gebruiken (cannabis, cocaïne of LSD) verandert de werking van de hersenen dusdanig, dat zij verward kunnen gaan denken of dingen waarnemen die er in werkelijkheid niet zijn. Ook door andere ernstige lichamelijke ontregelingen (zoals hoge koorts bij kleine kinderen of na een zware operatie bij ouderen) kan een psychose optreden.

Meestal is er geen duidelijke oorzaak te vinden. Het ontstaan van een psychose hangt af van de kwetsbaarheid om een psychose te krijgen en van de stress die iemand ondervindt. Hoe groter de kwetsbaarheid is om een psychose te krijgen, des te sneller kan er bij (lichte) stress een psychose optreden. Iemand krijgt dan meer emotioneel geladen informatie te verwerken dan hij aankan; de informatieverwerking is ontregeld. Hierdoor kunnen de typische verschijnselen van een psychose optreden.

De kwetsbaarheid voor een psychose kan erfelijk bepaald zijn, maar ook samenhangen met aandoeningen tijdens de zwangerschap of rond de bevalling. Overigens blijft de kans klein dat familieleden van een patiënt met een psychose ook een psychose krijgen. Meestal is er in een familie maar één patiënt met een psychose. Een psychose wordt niet veroorzaakt door opvoedings- of gezinsproblemen. Meestal zijn er geen duidelijke problemen in het gezin die de aanleiding vormen als iemand voor het eerst psychotisch wordt.

-

Patiënten met een psychose zijn vaak terughoudend in het zoeken van een behandeling. Ze ervaren vreemde dingen die ze niet goed kunnen plaatsen. Ze denken dat anderen hun situatie niet goed zullen begrijpen en ze willen meestal zelf eerst uitzoeken wat er met hen aan de hand is. Soms schamen ze zich voor hun problemen. Begrip van familieleden en anderen kan dan een goede steun vormen. Een goed gesprek met iemand die de patiënt vertrouwt (bijvoorbeeld een mentor of huisarts) kan eveneens helpen. Belangrijk is dat de psychotische waarnemingen en gedachten in zo'n gesprek niet als onzin worden afgedaan.

In veel gevallen zet de psychose door en wordt de patiënt verwezen naar de geestelijke gezondheidszorg (zelfstandig psychiater, RIAGG of psychiatrisch ziekenhuis). Meestal zijn meerdere gesprekken nodig om goed te onderzoeken wat er aan de hand is en om de meest waarschijnlijke oorzaak van de psychose vast te stellen. Hierna volgt een nieuwe reeks gesprekken met de patiënt over de achtergronden van de klachten en over de mogelijkheden om deze te verminderen of er beter mee om te gaan. Hij zal ook medicijnen voorgeschreven krijgen, waarmee de psychotische verschijnselen binnen een paar maanden kunnen verdwijnen. Omdat ook u wilt weten wat er aan de hand is en u zelf kunt fungeren als bron van informatie, ligt het voor de hand dat u bij de behandeling wordt betrokken.

Soms zijn er bijkomende verschijnselen die thuis niet goed aangepakt kunnen worden, zoals geweld, onrust, zelfverwaarlozing en depressiviteit. In deze gevallen volgt doorgaans een opname in een psychiatrisch ziekenhuis. Ook als de behandeling thuis onvoldoende resultaat heeft of als de patiënt zich extreem terugtrekt kan opname in een ziekenhuis zinvol zijn.

In een enkel geval kan een patiënt een gevaar zijn voor zichzelf of zijn omgeving. Als hij in deze toestand geen opname wil, kan hij soms tegen zijn wil worden opgenomen met een rechterlijke maatregel (een inbewaringstelling of een rechterlijke machtiging).

Wat doen medicijnen?
Bij de behandeling van een psychose kunnen verschillende medicijnen worden gebruikt. De belangrijkste groep medicijnen vormen de zogenaamde antipsychotica. Dat zijn middelen die de psychose tegengaan. Ze reguleren de informatie-overdracht tussen de hersencellen en zorgen ervoor dat de psychotische verschijnselen afnemen. Daarnaast hebben ze een algemeen kalmerende werking (opwinding en agressie kunnen verminderen). De antipsychotica beïnvloeden in de hersenen de werking van verschillende overdrachtstoffen (neurotransmitters).

Antipsychotica helpen niet alleen tijdens een acute psychose, maar ook om het optreden van een nieuwe psychose te voorkomen. De medicijnen zijn behoorlijk effectief, maar gaan gepaard met soms lastige bijwerkingen. De mate waarin mensen last hebben van bijwerkingen, verschilt sterk.

Bijwerkingen van de oudere, zogenaamde 'klassieke' antipsychotica zijn vaak te merken aan de bewegingen van de patiënt: stijfheid, beven, spierkrampen, rusteloos heen en weer lopen. Om die bijwerkingen te verminderen kan de behandelaar de dosering verlagen of nog een extra middel voorschrijven (een anticholinergicum) danwel het antipsychoticum vervangen door een ander antipsychoticum.

In een aantal gevallen schrijft de psychiater een nieuwer, zogenaamd 'atypisch' antipsychoticum voor. Dit heeft minder invloed op de beweging, maar kan wel weer andere bijwerkingen tot gevolg hebben. Soms neemt de eetlust sterker toe dan bij de 'klassieke antipsychotica'. Als dit gepaard gaat met minder activiteit kan de gewichtstoename fors zijn. Bij sommige atypische antipsychotica hebben patiënten bijzonder veel moeite om 's ochtends op te staan.

Er is een antipsychoticum dat soms uitkomst biedt als andere medicijnen niet werken of te veel bijwerkingen geven: clozapine (Leponex). Wie dit middel gebruikt, moet regelmatig zijn bloed laten controleren omdat bij ongeveer 1 procent van de gebruikers de witte bloedlichaampjes onvoldoende worden aangemaakt. Als dit gebeurt moet het gebruik van clozapine worden gestaakt. Hierna neemt het aantal witte bloedlichaampjes weer toe tot een normaal niveau.

Het is niet te voorspellen of en hoe uw familielid op een bepaald antipsychoticum zal reageren. Door gericht te variëren in soort en hoeveelheid, zoekt de behandelaar in samenwerking met uw familielid uit wanneer het effect maximaal en de bijwerkingen minimaal zijn. Vaak is het eerste medicijn ook meteen het goede, maar het komt voor dat een aantal middelen beproefd moeten worden, voordat het juiste medicijn is gevonden. Over het algemeen is bij een eerste psychose een lage dosering voldoende.

Het kan soms meerdere weken duren alvorens duidelijk wordt of een gunstig effect optreedt. Bij het 'instellen' van een antipsychoticum is dus geduld nodig. Dat is vanzelfsprekend moeilijk omdat de problemen vaak groot zijn.

Behalve antipsychotica en anticholinergica kan uw familielid ook medicijnen tegen depressie (antidepressiva) voorgeschreven krijgen.

-

Als de behandeling goed gevolgd wordt, zal de psychose in veel gevallen binnen een paar maanden zijn verdwenen. Bij veel patiënten bestaat de neiging om dan ook met de medicijnen te stoppen. Dit is onverstandig omdat de psychose vaak nog niet helemaal onder controle is en kort na het stoppen van de medicatie weer kan terugkomen. De kans op terugkeer van psychotische verschijnselen is de eerste tijd na de psychose het grootst.

De behandelaar zal met uw familielid en met u het risico van het terugkomen van de psychose, ook op langere termijn, bespreken. De voordelen van een preventieve behandeling met antipsychotica moeten tegen de nadelen worden afgewogen. Het nadeel van de bijwerkingen van antipsychotica moet worden afgewogen tegen het risico op een tweede psychose, waarvan de gevolgen zowel op sociaal gebied als op het gebied van functioneren vaak ernstiger zijn dan bij een eerste psychose. Over de minimale duur van de behandeling na een eerste psychose bestaat nog geen overeenstemming. In elk geval moet de behandeling met antipsychotica minstens een half jaar tot een jaar nadat de symptomen zijn verdwenen, worden voortgezet.

Geregeld is het risico op een terugkeer van de psychose zo groot dat de behandelaar adviseert om nog langer door te gaan met antipsychotica. Er is dan bijvoorbeeld sprake van de volgende situaties: de psychose heeft geruime tijd aangehouden; de patiënt functioneert nog slecht en/of vertoont weinig initiatieven; de patiënt kreeg zijn psychose op jonge leeftijd; ook in de familie komen psychosen voor; de psychose was zo ernstig dat opname nodig was. De psychiater zal ook adviseren om de behandeling met antipsychotica langer door te zetten als de gevolgen van de psychose ernstig zijn geweest. Dit is bijvoorbeeld het geval als de patiënt tijdens de psychose gevaarlijk gedrag vertoonde of als hij zichzelf heeft verwaarloosd.

Wordt in overleg besloten tot het voorzichtig afbouwen van de medicatie, dan moet de patiënt nog geruime tijd, bijvoorbeeld twee jaar, onder controle blijven. Gaat het gedurende deze periode goed met hem en heeft hij geen restverschijnselen, dan kan het verdere beloop gunstig zijn. De patiënt neemt de draad van zijn leven weer op, maar de psychose zal in zijn herinnering bewaard blijven als een verwarrende periode met zeer intense emoties.

Als tijdens de periode van afbouw opnieuw voortekenen van een psychose of zelfs psychotische verschijnselen optreden, dan betekent dit dat de behandeling met antipsychotica langer moet worden doorgezet, soms in een hogere dosering.

Komt de psychose na de afbouw onverhoopt toch terug, dan moet zo spoedig mogelijk contact worden gezocht met de oorspronkelijke behandelaar om de behandeling te hervatten. Het voorkómen van nieuwe terugvallen in de toekomst zal dan een belangrijk onderdeel van de behandeling vormen.

-

Omgaan met een psychose
'Benader iemand zoals u zelf benaderd zou willen worden.' Dat is het meest basale -en beste- uitgangspunt voor contact met andere mensen; of iemand nu patiënt is, hulpverlener of groenteboer op de hoek. Goed luisteren, respect voor de ander hebben en geen verwijten maken zijn daarbij belangrijk. En 'ik' zeggen in plaats van 'jij' of 'ze'. Zeg dus geen: 'Zou je dat wel doen' als u bedoelt: 'Ik heb liever niet dat je dat doet'.

Dit alles is makkelijker gezegd dan gedaan. Dat blijkt ook uit de vele vragen die Ypsilon over dit onderwerp krijgt. Er bestaan niet voor niets vaardigheidstrainingen die zich speciaal richten op de omgang tussen hulpverleners, familieleden en patiënten.



Hoe beïnvloedt een psychose het contact met de patiënt?
Een psychose heeft tot gevolg dat uw familielid anders in de werkelijkheid staat dan u gewend was. Hoort hij stemmen dan kunnen die hem afleiden als hij met u in gesprek is. Heeft hij wanen dan bepalen die vaak zijn hele doen en laten. Zo zullen mensen die de waan hebben dat ze achtervolgd worden, zich angstig en bedreigd voelen. Ze kunnen hierdoor prikkelbaar en agressief reageren. Het is ook mogelijk dat bij uw familielid het denken niet vlot verloopt. Hij neemt de dingen minder goed in zich op en kan de lijn van het gesprek soms niet volgen. Hij vergeet erg veel, waardoor u de indruk kunt krijgen dat hij minder geïnteresseerd is in wat u hem vertelt.


Omgaan met uw zieke familielid
Soms zou u het wel willen uitroepen: 'De stemmen die je hoort, zijn niet echt. Je wordt niet echt bedreigd'. De ervaring heeft echter geleerd dat het niet helpt om zo rechtstreeks in te gaan tegen de psychotische waarnemingen en gedachten van de patiënt. Integendeel zelfs. Uw familielid voelt zich door zo'n rechtstreekse aanpak vaak niet goed begrepen, waardoor hij het contact met u uit de weg kan gaan. Het is dan ook belangrijk om binnen redelijke grenzen te accepteren dat uw familielid zijn eigen werkelijkheid ervaart. Vergelijk het met iemand in uw kennissenkring die bijvoorbeeld een diep geloof heeft in een exotische godsdienst of zegt te beschikken over bijzondere gaven. Wilt u het contact met uw kennis niet kwijtraken, dan is het van belang dat u hem in zijn waarde laat en naar hem luistert zonder de discussie steeds opnieuw aan te gaan.


Het kan veel rust en wederzijds begrip brengen als men een persoon met een psychose ook op zo'n manier benadert. Zeg dus niet: 'Er is niets om bang voor te zijn', maar luister naar wat hij over die angst kan vertellen, want hij is bang.

Anderzijds is het niet verstandig om hem in zijn wanen of hallucinaties te bevestigen. Iemand die een psychose heeft, kan soms zo verward zijn dat u er maar weinig van kunt volgen. Zeg dat dan ook, maar ontken het gevoel van de ander niet.



--------------------------------------------------------------------------------


Enkele adviezen voor de omgang met mensen die psychotisch zijn (geweest):
1. Ga na wat uw familielid denkt en voelt
Uw familielid kan tijdens een psychose erg in zichzelf gekeerd zijn. Dat u dan gevoelens en gedachten voor hem invult, lijkt zo voor de hand te liggen. Toch is het juist in deze situaties belangrijk te vragen wat uw familielid zélf ervaart. Het kan helpen om zijn mening te herhalen in uw eigen woorden en te vragen of dat is wat hij bedoeld had.

2. Blijf bij de kern van de zaak
Mensen met een psychose kunnen in de war zijn of moeite hebben om zich te concentreren. Het is daarom belangrijk uw boodschap zo duidelijk en kort mogelijk over te brengen.

3. Druk uw gevoelens eerlijk en direct uit
Door hun psychose zijn mensen vaak wat onzeker; het kan ze moeite kosten de gevoelens van anderen juist te plaatsen. Uit wat ze horen en zien, trekken ze soms verkeerde conclusies. Het is belangrijk dat u zo duidelijk en eerlijk mogelijk aangeeft wat u denkt en voelt.

4. Vermijd overbezorgdheid en betutteling
Het ligt voor de hand dat u bezorgd bent, maar probeer overbezorgdheid en betutteling te vermijden. Dat zou u zelf ook niet op prijs stellen. Gun uw familielid zijn eigen leven, zonder hem van minuut tot minuut in de gaten te willen houden. Wees wel alert als sprake is van gevaar.

5. Ontzie uw familielid niet te veel
Een psychose hoeft niet op alles invloed te hebben, maar het vergt tijd om te ontdekken wat u wel en wat u niet kunt bespreken. In veel gevallen kunt u over alledaagse zaken gewoon afspraken maken. U laat uw familielid daarmee in zijn waarde en voorkomt dat hij (terecht) het gevoel krijgt dat u over hem heenloopt.
Uw familielid kan zijn ziekte ook 'gebruiken' om dingen van u gedaan te krijgen. Probeer daar alert op te zijn, en wees duidelijk in het stellen van uw eigen grenzen.

6. Beloon op een effectieve manier
Tijdens een psychose raakt uw familielid de greep op het leven kwijt en voelt zich hierdoor soms erg onzeker. Gerichte bevestiging en beloning voor de zaken die goed gaan, kunnen helpen. Verlang niet te veel, maar moedig eigen initiatieven wel aan; wees met kleine stapjes tevreden.


7. Help mee de draad weer op te pakken
Het valt niet mee om na een psychose het gewone leven weer op te pakken. Een regelmatige dagstructuur en een rustige omgeving (niet te veel prikkels) zijn dan belangrijk. Probeer daar rekening mee te houden.
Mogelijk kunt u uw familielid 'verleiden' tot activiteiten waarvan u denkt dat ze goed voor hem zijn. Dit vereist de nodige vaardigheden en creativiteit. Het gevaar van betutteling is immers altijd aanwezig. En ook hier geldt: stel de eisen niet te hoog en wees met kleine stapjes tevreden.


--------------------------------------------------------------------------------

Aandacht voor uzelf
1. Ga actief aan de slag
Het is nogal wat als je familielid een psychose krijgt. Gun uzelf de gelegenheid om uw ervaringen en verdriet te verwerken, ook al zou u het liefst willen ontkennen wat er gebeurd is. Stop het dus niet weg, maar ga er actief mee aan de slag. In de eerste plaats met de andere gezinsleden; zij hebben tenslotte hetzelfde meegemaakt als u. Bovendien hebt u elkaars steun hard nodig.
Respecteer dat ieder het op zijn eigen manier beleeft.
Aarzel niet om ook extern hulp te zoeken. Hulpverleningsinstellingen en familieledenorganisaties verzorgen geregeld bijeenkomsten. Er zijn bijeenkomsten speciaal voor ouders, voor partners, voor broers/zussen en voor 'kinderen-van'. Voor jongere kinderen organiseren sommige RIAGG's aparte bijeenkomsten (de zogenaamde KOPP-projecten).

2. Zoek geen schuldige
Niemand is gebaat bij het aanwijzen van een schuldige - als die er al zou zijn. Het heeft dus geen zin om de schuld bij uzelf of bij anderen te zoeken.

3. Kom voor uzelf op
Niemand is ermee geholpen als u niet meer vooruit kunt. Cijfer uzelf dus niet weg, stel grenzen, en probeer dingen te blijven doen waar u plezier in hebt.


--------------------------------------------------------------------------------


Omgaan met de hulpverlener

1. Onderschat de waarde van uw eigen inbreng niet
Het is lastig een gelijkwaardige gesprekspartner van de hulpverlener te zijn, als je er tegelijkertijd van afhankelijk bent. Toch is een gelijkwaardige relatie een voorwaarde voor een goed contact met de hulpverlener; ieder heeft zijn eigen waardevolle inbreng. Geef de hulpverlener dus de informatie waarvan u zelf denkt dat die van belang kan zijn. Vertrouw daarbij op uw eigen kennis over uw zieke familielid.

2. Zie de hulpverlener als bondgenoot
Hulpverleners doen wat binnen hun mogelijkheden ligt om een zo goed mogelijke zorg te bieden. Is dat naar uw gevoel niet genoeg, praat er dan met hen over. De hulpverlener iets verwijten is de snelste manier om van elkaar vervreemd te raken.

3. Accepteer de beperkingen van de hulpverlener
Om allerlei redenen kan de behandeling van een psychose niet optimaal verlopen. Een goede behandeling vergt van hulpverleners veel kennis, vaardigheden en deskundigheid. Niet iedereen heeft dat in huis. Bovendien is nog lang niet alles bekend. Maar het is ook mogelijk dat in uw regio de gewenste opvang voor uw familielid gewoonweg (nog) niet beschikbaar is.
Het kan dus goed zijn dat de hulpverlener zegt geen oplossing voor handen te hebben. Overleg dan samen over mogelijke alternatieven. Wellicht weet een collega-hulpverlener raad.

4. Ga niet op de stoel van de hulpverlener zitten
Neem geen taken op u die bij de hulpverlening thuishoren.

5. Laat eerlijk blijken wat er in u omgaat
Bespreek open wat u bezighoudt en stel alle vragen die u wilt. Als u iets niet begrijpt of ergens uw vraagtekens bij zet, vraag dan door.


--------------------------------------------------------------------------------


Het contact met de buitenwereld
Verzwijgen werkt doorgaans meer onbegrip en speculaties in de hand dan open kaart spelen. Geef mensen in de omgeving (buren, collega's, school, familie) daarom relevante informatie en uitleg. Mensen die uw familielid tijdens zijn psychose hebben gezien, kunt u uitgebreider informeren dan degenen die dat niet hebben meegemaakt. Wees in ieder geval uiterst zorgvuldig in wat u vertelt. Overleg, als dat maar enigszins mogelijk is, hierover vooraf met uw familielid. Hij moet tenslotte straks weer met hen verder.
U kunt de hulpverlening om advies en ondersteuning vragen.

-

Wegwijs door hulpverlenersland
Waarschijnlijk maakt u zich al lange tijd zorgen om uw familielid voordat u hulp gaat zoeken. Welke hulpverleners kunt u vanaf de eerste signalen van een psychose tot aan het herstel tegenkomen? Wat kunnen zij doen? En hoe gaat het als de situatie zo uit de hand loopt, dat acute hulp is geboden?



De eerste hulp
Meestal bent u het, die als eerste signaleert dat het niet goed gaat met uw familielid, waarna de huisarts constateert dat specialistische, psychiatrische hulp noodzakelijk is. Als het goed is, volgt een verwijzing naar de RIAGG. Daar stelt een psychiater (de behandelaar) aan de hand van een of meer gesprekken vast of er inderdaad sprake is van een psychose. Is de problematiek te ernstig voor de RIAGG dan volgt een opname op een Psychiatrische Afdeling van een Algemeen Ziekenhuis (PAAZ) of in een Psychiatrisch Ziekenhuis (PZ). Tegenwoordig gebruikt men ook wel de term MFE (Multifunctionele Eenheid). Sommige psychiatrische ziekenhuizen beschikken over gespecialiseerde Adolescentenafdelingen voor jongeren met een recent ontstane psychose.



De behandeling
De feitelijke behandeling start met het opstellen van een behandelplan, dat beschrijft waar de patiënt last van heeft en hoe de behandeling wordt ingevuld. De patiënt moet met dit plan akkoord gaan.
Er zijn veel mensen betrokken bij de behandeling. Bij de RIAGG wordt de diagnose meestal gesteld door een psychiater die ook de medicatie zal instellen. De meeste gesprekken worden gevoerd met de SPV (Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige). Deze zal zo nodig ook de huisbezoeken verrichten.
In een ziekenhuis staat de psychiater aan het hoofd van een behandelteam en is eindverantwoordelijk. In het begin heeft hij meestal wekelijks een gesprek met de patiënt. De psychiater werkt vaak samen met een arts-assistent. Dit is een afgestudeerd arts die meestal een opleiding volgt om psychiater te worden.
De familie heeft, behalve met de behandelaar en de SPV, meestal ook contact met de maatschappelijk werker.


In het ziekenhuis zijn de verpleegkundigen in het team belast met de dagelijkse zorg. Het dagprogramma van de patiënt is hier met name gevuld met gesprekken en trainingen die erop gericht zijn het leven na de psychose zo goed mogelijk op te kunnen pakken. Hiertoe krijgt de patiënt te maken met tal van hulpverleners, zoals een creatief therapeut en een trainer sociale vaardigheden.



Hulpverlening na een psychose
Is de psychose onder controle, dan wordt de zorg stapsgewijs afgebouwd, bijvoorbeeld via dagbehandeling (overdag therapie, maar 's nachts thuis) naar een poliklinische behandeling (alleen nog contact op afspraak). Voor sommigen is dit het laatste contact met de hulpverlening: zij gaan op eigen kracht verder.
Soms is nog wel hulp nodig. Vanwege de continuïteit streeft de hulpverlening tegenwoordig naar een vaste contactpersoon: de casemanager. Doorgaans is de betrokkene dan al wel twee jaar in zorg. Als in uw regio de RIAGG en het ziekenhuis nauw samenwerken of zelfs zijn gefuseerd, dan maakt deze casemanager deel uit van het mobiel behandelteam (dat zowel binnen als buiten de muren van het ziekenhuis actief is).



Crisis
De procedure is anders als er sprake is van een acute situatie, een crisis. De huisarts - of soms de politie - schakelt dan zelf de crisisdienst van de RIAGG in. Deze constateert ter plaatse of opname in een ziekenhuis noodzakelijk is. In veel gevallen zal de patiënt zich niet vrijwillig laten opnemen en moet een rechter eerst een Rechterlijke Machtiging (RM) afgeven. Daar heeft hij vijf dagen de tijd voor, waarna het nog maximaal veertien dagen kan duren voordat de patiënt wordt opgenomen. Als niet zo lang kan worden gewacht omdat acuut gevaar dreigt, biedt een Inbewaringstelling (IBS) uitkomst. Daarmee is een gedwongen opname binnen 24 uur te realiseren. Een IBS wordt afgegeven door de burgemeester, de rechter toetst achteraf (binnen drie werkdagen).
Een IBS is maximaal drie weken geldig. Een RM geldt voor langere tijd. Het is mogelijk dat een IBS wordt omgezet in een RM.
Voordat een RM of een IBS kan worden afgegeven, moet een onafhankelijk psychiater een geneeskundige verklaring uitschrijven. Onafhankelijk wil zeggen dat het gaat om een psychiater die niet zelf bij de behandeling is betrokken.


Een gedwongen opname is aan strikte regels gebonden. De belangrijkste voorwaarde is dat sprake is van gevaar of dreigend gevaar. Het hoeft hierbij overigens niet te gaan om direct levensgevaar. Met gevaar wordt namelijk ook bedoeld dat de betrokkene 'maatschappelijk ten onder' dreigt te gaan, agressie over zichzelf afroept of de psychische gezondheid van een ander (bijvoorbeeld van u) schaadt.

-

Mijn familielid wil geen hulp zoeken

Juist psychotische mensen zijn er doorgaans niet van te overtuigen dat zij hulp nodig hebben; hun psychose weerhoudt ze ervan. Probeer, hoe moeilijk ook, duidelijk te maken dat er wel degelijk iets aan de hand is. Zoek naar problemen waar uw familielid zelf ook hinder van ondervindt en leg die voor. U kunt ook eerlijk zeggen dat u zich zorgen maakt.



--------------------------------------------------------------------------------


Ik twijfel of ik actie moet ondernemen

Snel ingrijpen betekent een sneller herstel en beperkt mogelijk de uiteindelijke gevolgen van een psychose. Trek bij twijfel altijd aan de bel.



--------------------------------------------------------------------------------


Ik voel me niet serieus genomen

U bent degene die uw familielid het beste kent en daardoor beschikt u over waardevolle informatie voor hulpverleners. U bent beiden uit op het beste voor de patiënt. Geef aan dat u hiertoe graag samen wil werken. Dat houdt in dat u de mening van de hulpverlener respecteert, maar betekent ook dat u mag verwachten dat de hulpverlener uw mening respecteert; ieder zijn deskundigheid.

Een voorbeeld: Het is mogelijk dat uw familielid in het contact met een hulpverlener zich ineens beter voordoet dan hoe u hem (dagelijks) meemaakt. Dit kan ertoe leiden dat hulpverleners het idee hebben dat u overdrijft. Het is dan van belang dat u duidelijk en concreet aan kunt geven op welke punten het gedrag van uw familielid is veranderd.



--------------------------------------------------------------------------------


De huisarts wil alleen met mijn zieke familielid praten

Huisartsen maken gemiddeld maar eens per jaar iemand met een eerste psychose mee. Zij zullen dus niet altijd direct een psychose onderkennen en daarom ook niet altijd even adequaat reageren. Dring erop aan dat informatie van uw kant cruciaal kan zijn voor de noodzakelijke behandeling.

Mocht de huisarts als argument gebruiken dat uzelf geen patiënt van hem bent, vraag dan uw eigen huisarts om contact op te nemen met zijn collega of een RIAGG-psychiater.



--------------------------------------------------------------------------------


Uw familielid wil niet naar de RIAGG

RIAGG's realiseren zich steeds meer dat niet iedereen die hulp nodig heeft uit zichzelf bij hen aanklopt. In veel steden verlenen ze daarom ook 'bemoeizorg'. Ze zoeken de patiënt zelf op, ongeacht of hij thuis woont of op straat leeft. Met veel geduld lukt het soms om het vertrouwen te winnen en mensen toch in zorg te krijgen.

Op het moment dat u via de huisarts niets gedaan krijgt, kunt u zelf aan de RIAGG vragen of zij contact wil zoeken met de patiënt. Vindt u daar onverhoopt geen gehoor, wijs de hulpverlener dan op zijn verantwoordelijkheid om mensen met psychiatrische problemen hulp te bieden. Heeft ook dat geen effect, dan kunt u contact opnemen met de regionale belangenbehartiger van Ypsilon. Samen lukt het mogelijk alsnog uw familielid in zorg te krijgen.



--------------------------------------------------------------------------------


Uw familielid wordt niet opgenomen

U klopt niet zomaar aan om een familielid te laten opnemen, dus u mag verwachten dat uw roep om hulp serieus wordt genomen.

Acht de psychiater opname niet nodig, dan moet hij met een goed alternatief komen.

Ziet de psychiater (juridisch) geen mogelijkheden voor opname, dan is het raadzaam bij Ypsilon te verifiëren of de wet misschien toch mogelijkheden biedt. Is dit het geval, overleg dan opnieuw met de psychiater. Blijft deze een opname weigeren, terwijl u ervan overtuigd bent dat dit noodzakelijk is, dan kunt u contact opnemen met de directie van de instelling of de Inspectie voor de Volksgezondheid inlichten of eventueel een klacht indienen bij de klachtencommissie van de betrokken instelling. Hoe dat moet, staat beschreven in diverse brochures. Wilt u advies, neem dan contact op met Ypsilon.



--------------------------------------------------------------------------------


Men zegt dat ú een gedwongen opname moet aanvragen

In het contact met uw familielid bent u de constante factor. Een hulpverlener is vervangbaar. Het vertrouwen tussen u en de patiënt staat dus voorop.

Om die reden is het vaak raadzaam dat niet u, maar de hulpverlening bij de rechter een verzoek tot gedwongen opname doet. Dat houdt het ook zakelijk. U kunt wel een rol bij dit proces spelen, maar dit kan alleen met medeweten van de patiënt.

Het is ook mogelijk dat u en de hulpverlener van mening verschillen over de noodzaak van een gedwongen opname. Vraag dan naar zijn overwegingen en zet daar uw argumenten tegenover. Overtuigt u elkaar niet en betekent dit dat de procedure niet in gang wordt gezet, dan kunt u zélf een opname aanvragen bij de officier van justitie. Zonder hulpverlener kan dit overigens niet, want er is ook in dit geval een medische verklaring nodig van een onafhankelijke psychiater. Wellicht kunt u hiertoe, bijvoorbeeld via de huisarts of maatschappelijk werker, een beroep doen op een behandelaar van een andere instelling. De belangenbehartiger van Ypsilon in uw regio heeft hiervoor mogelijk suggesties.



--------------------------------------------------------------------------------


Uw familielid is (gedwongen) opgenomen, maar krijgt geen medicijnen

Medicijnen zijn meestal noodzakelijk om een psychose onder controle te krijgen. De patiënt moet echter wel akkoord gaan met het gebruik ervan. Als uw familielid psychotisch is, kan het moeilijk zijn hem van het nut van medicijnen te overtuigen. Het is dan van het grootste belang dat het behandelteam het vertrouwen van de patiënt probeert te winnen om hem tot behandeling te verleiden. Dit noopt tegelijkertijd tot voorzichtigheid: een slechte ervaring met medicijnen kan ertoe leiden dat uw familielid het gebruik ervan definitief afzweert. Goede voorlichting vooraf aan patiënt en familie helpt dit te voorkomen.

Blijft de patiënt medicijnen weigeren, dan is het niet toegestaan dat de behandelaar ze gedwongen geeft, tenzij er sprake is van ernstig gevaar. Een wetswijziging die dit alsnog toestaat ligt momenteel bij de Eerste Kamer.



--------------------------------------------------------------------------------


Een opname is niet nodig maar een gedwongen behandeling wel

Vooralsnog mag iemand niet gedwongen buiten het ziekenhuis worden behandeld. De wet biedt echter wel een tussenoplossing: De patiënt kan onder voorwaarden -bijvoorbeeld over het gebruik van medicijnen- uit het ziekenhuis worden ontslagen. Houdt de patiënt zich niet aan de afspraken, dan is opname alsnog direct mogelijk.



--------------------------------------------------------------------------------


Uw familielid is voortijdig ontslagen uit het ziekenhuis

Als uw familielid wordt ontslagen uit het ziekenhuis dan mag u een aantal dingen verwachten: de psychose is onder controle, de patiënt is 'ingesteld' op medicijnen, hij heeft een fatsoenlijk dak boven zijn hoofd en er zijn goede afspraken over de vervolgbehandeling. Zijn deze zaken niet goed geregeld, dan is de kans groot dat het opnieuw fout gaat.

Ook de zorg na ontslag is wettelijk geregeld. Toch komt het nog voor dat mensen voortijdig en zonder nazorg op straat komen te staan. De argumenten: 'hij werkte niet mee aan de behandeling', 'hij is onbehandelbaar' of 'hij is uitbehandeld' mogen nooit reden zijn voor het onthouden van een behandeling en zijn in strijd met het principe van goed hulpverlenerschap.

Bij 'hij verziekte de sfeer op de afdeling', ligt het moeilijker. Dat heeft namelijk ook invloed op andere patiënten. Overplaatsing naar een andere afdeling of instelling kan dan voor alle betrokkenen beter zijn. Ontslag is in deze situatie vaak geen alternatief, want de patiënt heeft waarschijnlijk eerder meer dan minder zorg nodig.

Als de patiënt uit zichzelf wegloopt terwijl hij gedwongen is opgenomen, dan moet hij worden opgespoord en teruggebracht naar het ziekenhuis. Zat hij er vrijwillig, dan mag u verwachten dat het ziekenhuis alles in het werk stelt om de noodzakelijke nazorg te regelen.



--------------------------------------------------------------------------------


Uw familielid gebruikt drugs of komt in aanraking met justitie

Gebruikt uw familielid drugs of alcohol, dan kan dit de hulp bemoeilijken. Veel instellingen zijn vooralsnog niet berekend op mensen met een dubbele problematiek. Zij belanden daardoor nogal eens tussen wal en schip. Dreigt dit te gebeuren, wijs de hulpverlening dan op haar zorgplicht en probeer samen naar de beste oplossing te zoeken. In sommige regio's bestaan voor deze groep gespecialiseerde afdelingen.

Een vergelijkbaar probleem doet zich voor als uw familielid tijdens een psychose een strafbaar feit begaat. Wie ziek is heeft recht op een behandeling en hoort niet thuis in een gevangenis, ook niet als hij in een psychose een strafbaar feit heeft begaan. Anderzijds zijn de meeste instellingen niet ingericht op behandeling-met-bewaking.

Schakel in overleg met de behandelaar een advocaat in die bekend is met de psychiatrische problematiek. Samen met de behandelaar lukt het hem misschien uw familielid uit het justitiële circuit te houden.

-

Familie- en Patiëntenorganisaties
Voor familieleden:

Ypsilon

Bij Ypsilon kan iedereen terecht die vragen heeft over psychosen en alles wat daarmee samenhangt. Ypsilon is de vereniging van familieleden van mensen met schizofrenie of een psychose. Met ruim zevenduizend leden en 52 gespreksgroepen vormt ze de grootste consumentenorganisatie in de geestelijke gezondheidszorg. Bij het landelijk bureau in Rotterdam zitten elke werkdag van 10 tot 16 uur mensen klaar om uw vragen telefonisch te beantwoorden. Zij zijn goed ingevoerd in de problematiek en kunnen u dus helpen bij het bepalen van de juiste stappen.

Wilt u uw vragen liever online stellen, dan kan dat ook. Via www.ypsilon.org/hulp/vraag.htm

Regionaal beschikt Ypsilon over een netwerk van zo'n 100 belangenbehartigers die u met raad en, indien nodig, met daad, kunnen bijstaan. Zij hebben veelvuldig overleg met de instellingen, ook in uw regio. Dit past in de visie van Ypsilon: samenwerking tussen patiënt, familie en hulpverlening leidt tot betere zorg.

Bij het landelijk bureau is gericht informatiemateriaal te bestellen. Tweemaandelijks geeft Ypsilon een informatief tijdschrift uit.

Meer informatie over Ypsilon vindt u op Beginpagina van Ypsilon.


Ypsilon, Prins Bernhardlaan 177, 2273 DP Voorburg, tel (070) 369 20 11, fax (070) 387 22 40, e-mail: ypsilon@ypsilon.org



--------------------------------------------------------------------------------


Labyrint/In Perspectief
De stichting Labyrint/In Perspectief is een zustervereniging van Ypsilon. De stichting richt zich op familieleden en directbetrokkenen van psychiatrische patiënten. Ze biedt informatie en steun, houdt landelijke en regionale bijeenkomsten en behartigt de belangen van familieleden. Labyrint/In Perspectief richt zich op elke psychiatrische aandoening. Het aandachtsgebied is daarmee breder dan dat van de psychose.

Labyrint/In Perspectief, postbus 12132, 3501 AC Utrecht, tel. (030) 2546803 of 2546674 (lotgenotenlijn), fax (030) 2519013.



--------------------------------------------------------------------------------


Nu voor Later
De Stichting Nu voor Later biedt hulp bij het vinden van een weg in het doolhof van sociale voorzieningen, gezondheidszorg en wettelijke bepalingen. Met hulp van externe deskundigen geeft Nu voor Later adviezen over zaken als bewindvoering en curatele, juridische, fiscale, medische en uitkeringszaken en testamenten. Nu voor Later heeft ook een aantal publicaties op deze terreinen uitgegeven.

De stichting komt voort uit en werkt nauw samen met Ypsilon.

Nu voor Later, p/a Ypsilon, Prins Bernhardlaan 177, 2273 DP Voorburg, tel (070) 369 20 11, fax (070) 387 22 40.



--------------------------------------------------------------------------------



Voor patiënten:

Anoiksis
Anoiksis is de vereniging van mensen die een of meerdere psychosen hebben gehad of die volgens hun behandelaars schizofrenie of een aanverwante aandoening hebben. De snelgroeiende vereniging telt inmiddels meer dan duizend leden. Lotgenotencontact is de eerste doelstelling van Anoiksis. Hiertoe organiseert ze regionale bijeenkomsten en een jaarlijkse landelijke dag. Daarnaast geeft Anoiksis voorlichting, onder andere in ziekenhuizen, en doet ze aan belangenbehartiging. Elk kwartaal verschijnt het tijdschrift 'Open Geest'.

Meer informatie over Anoiksis vindt u op Homepage van Anoiksis.


Anoiksis, Gansstraat 67, 3582 EC Utrecht, tel. (030) 2546113 of 2546118, fax (030) 2546153.
Email: anoiksis@anoiksis.nl



--------------------------------------------------------------------------------


VMDB
De Vereniging voor Manisch-Depressieven en Betrokkenen (VMDB) is er voor mensen lijden aan MDS (manisch depressieve stoornis) en mensen in hun omgeving. De VMDB geeft educatie en voorlichting aan deze groep en staat hen waar mogelijk bij via allerlei activiteiten, en ontmoetingen, zoals landelijke en regionale bijeenkomsten. Verder onderhoudt de VMDB een Lotgenotentelefoonlijn en organiseert ze regionale huiskamerbijeenkomsten in de meeste regio's. Het nieuwsblad 'PLUSminus' verschijnt periodiek.

Adres VMDB



--------------------------------------------------------------------------------


Cliëntenbond in de geestelijke gezondheidszorg
In de Cliëntenbond delen mensen hun ervaringen in de geestelijke gezondheidzorg. De bond komt op voor de belangen van (ex-)cliënten, ongeacht welke diagnose zij hebben gehad. Hiertoe houdt ze een telefonisch spreekuur en organiseren plaatselijke afdelingen in het hele land inloopavonden. Landelijke werkgroepen houden zich daarnaast bezig met een bepaald aspect van de psychiatrie, zoals internationale contacten of arbeid. Twee keer per jaar houdt de bond een ledenweekeinde.

Cliëntenbond, postbus 645, 3500 AP Utrecht, tel. (030) 2521812

-

Informatie rond psychosen

--------------------------------------------------------------------------------

Meer weten over...
Verzekeringen, financieel beheer, juridische zaken, rechten van patiënt en familie. Ook daar kunt u mee te maken krijgen als uw familielid een psychose heeft (gehad). Over al deze onderwerpen is uiteenlopend informatiemateriaal verkrijgbaar.

Hebt u vragen, dan ligt het voor de hand eerst de bestaande brochures erop na te slaan en op Internet te zoeken bij de helpdesk Schizofrenie en Psychose. Komt u niet verder of is het acuut, schakel dan de hulpverlening in. U kunt ook een beroep doen op de telefonische hulpdienst of de belangenbehartigers van Ypsilon. De vereniging beschikt bovendien over een aparte consulent die gespecialiseerd is op het terrein van uitkeringen, verzekeringen, wonen, werken, bewindvoering en dergelijke.

Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ)
Bron: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijgewerkt: 18 juni 2005
--------------------------------------------------------------------------------
Inleiding
De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ) regelt gedwongen opname en behandeling van mensen die lijden aan een geestesstoornis. Er zijn verschillende gronden en instrumenten om iemand gedwongen op te nemen. Zo moet gedwongen opname de laatste mogelijkheid zijn en moet er sprake zijn van gevaar veroorzaakt door een geestesstoornis. Dat iemand door een geestesstoornis een gevaar vormt voor zichzelf of zijn omgeving wordt ook wel het “gevaarscriterium” genoemd.
Hoewel de Wet BOPZ voor de geestelijke gezondheidszorg, de verstandelijk gehandicaptenzorg en voor de psychogeriatrie geldt , wordt in een tweede evaluatie van de Wet BOPZ geconcludeerd dat de wet overwegend ongeschikt is voor toepassing in de zorg voor mensen met dementie of een
verstandelijke handicap.

Voorgeschiedenis
Het wetsvoorstel BOPZ werd in 1971 ingediend, in 1992 verscheen de wet in het Staatsblad en pas in 1994 trad de wet in werking. De parlementaire behandeling heeft zeer lang geduurd. Het ging om de wettelijke regeling van zaken (dwangopneming, dwangbehandeling) waarover de meningen in de samenleving sterk uiteenliepen.
De Wet BOPZ is de opvolger van de Krankzinnigenwet. De eisen "stoornis", "gevaar" en "causaal verband tussen stoornis en gevaar" werden ook al onder het regime van de Krankzinnigenwet gesteld. Reeds vanaf 1982 hanteert de Hoge Raad, het hoogste Nederlandse rechtscollege, het gevaarscriterium. Dit is vastgelegd in de Wet BOPZ. Het vereiste 'geen blijk geven van de nodige bereidheid" ("bereidheidscriterium"), is in de BOPZ in de plaats gekomen van het bezwaarcriterium. Nu moeten niet alleen personen die zich tegen opname verzetten, maar ook degenen die geen blijk (kunnen) geven van instemming of verzet, met een BOPZ-maatregel worden opgenomen.
Met name op het punt van de rechtsbescherming van de patiënt bevat de Wet BOPZ ten opzichte van de Krankzinnigenwet veel belangrijke verbeteringen. Zo kent de Wet BOPZ bijvoorbeeld een regeling van de rechten van de patiënt tijdens het onvrijwillig verblijf.
In de Wet BOPZ is een bepaling opgenomen waarin staat dat de wet periodiek moet worden geëvalueerd: voor de eerste maal drie jaar na inwerkingtreding en vervolgens elke vijf jaar. In december 1996 maakte de Evaluatiecommissie BOPZ de resultaten van de eerste evaluatie bekend, het kabinetsstandpunt verscheen in november 1997. In maart 2002 is de tweede evaluatie van de Wet BOPZ afgerond; in juni 2003 heeft de Algemene Rekenkamer een rapport uitgebracht over de werkbaarheid van de Wet BOPZ in de praktijk van de psychogeriatrie en in mei 2004 heeft de Gezondheidsraad een advies uitgebracht, getiteld “Noodgedwongen, Zorg voor niet-opgenomen acute psychiatrische patiënten.” Aangezien het Kabinet in augustus 2004 van mening was dat voor sommige situaties de wet tekortschiet, wordt de wet aangepast om de mogelijkheden tot dwangbehandeling binnen de instelling te verruimen.

Huidige mogelijkheden van de Wet BOPZ
In de afgelopen jaren zijn al veel stappen gezet om de Wet BOPZ te laten meegroeien met de tijd. Nieuwe instrumenten zijn geïntroduceerd, zoals nieuwe vormen van rechterlijke machtigingen. Naast de voorlopige machtiging, de machtiging tot voortgezet verblijf en de rechterlijke machtiging op eigen verzoek, is sinds 1 januari 2004 de Wet BOPZ uitgebreid met de mogelijkheid van een voorwaardelijke machtiging, waarmee een patiënt gedwongen opname kan voorkomen door zich te houden aan bepaalde voorwaarden die zijn behandeling betreffen. Later zal de observatiemachtiging in werking treden, waarmee iemand van wie ernstig wordt vermoed dat hij door een geestesstoornis een gevaar voor zichzelf veroorzaakt, maximaal drie weken ter observatie kan worden opgenomen. Tenslotte is bij de Tweede Kamer ook aanhangig het wetsvoorstel inzake de zelfbinding. Kern van zelfbinding is dat de patiënt zich van tevoren verbindt tot opname en behandeling onder bepaalde omstandigheden, ook al verzet hij of zij zich op het bewuste moment daartegen.
Naast het grote aantal machtigingen dat de Wet BOPZ kent c.q. binnenkort zal kennen, is van belang te melden dat sinds 1 januari 2004 de mogelijkheid tot het gebruik van dwangbehandeling na een gedwongen opname is uitgebreid. Er hoeft nu geen sprake meer te zijn van “ernstig gevaar”, maar van “gevaar” binnen de instelling.

Gevaarscriterium voor gedwongen opname
Volgens de wet kan gevaar voor zichzelf bestaan uit het gevaar dat betrokkene zichzelf van het leven zal beroven of zichzelf ernstig letsel zal toebrengen, het gevaar dat betrokkene maatschappelijk te gronde zal gaan, het gevaar dat betrokkene zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen, of het gevaar dat betrokkene met hinderlijk gedrag de agressie van anderen zal oproepen. Deze opsomming is niet limitatief en door jurisprudentie en aanvullende wetgeving met specifieke voorbeelden aangevuld. Er is bijvoorbeeld ook zeker sprake van gevaar als mensen met ernstige psychiatrische stoornissen vanwege het ontbreken van ziektebesef behandeling weigeren, waardoor zij mogelijk onherstelbare schade oplopen. Volgens de wet kan gevaar voor anderen bestaan uit het gevaar dat betrokkene een ander
van het leven zal beroven of hem ernstig letsel zal toebrengen, het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander, of het gevaar dat betrokkene een ander, die aan zijn zorg is toevertrouwd, zal verwaarlozen. Gevaar kan ook inhouden gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Ook deze opsomming is niet limitatief. Een wetswijziging op dit gebied is dan ook niet nodig, maar wat wel nodig is, is een heldere richtlijn die het gevaarscriterium voor de psychiatrische praktijk adequaat uitlegt. Op die manier wordt de psychiatrische praktijk een extra handreiking geboden om met de complexe juridische aspecten van deze materie om te gaan. Het Kabinet neemt dit advies van de
evaluatiecommissie en de Gezondheidsraad dan ook over: de centrale begrippen van de Wet BOPZ zullen met behulp van richtlijnen worden uitgelegd en de voorlichting zal worden geïntensiveerd.

Verruiming van de mogelijkheden tot dwangbehandeling
Onverlet de winst die er is te behalen binnen de huidige wet ten aanzien van de gedwongen opname, zijn er in de praktijk specifieke situaties waarin de Wet BOPZ onvoldoende mogelijkheden biedt. Het gaat hierbij om een groeiende vraag vanuit direct betrokkenen en vanuit de samenleving naar middelen om (eerder) te kunnen behandelen.
Wanneer iemand niet instemt met behandeling en er geen andere opties over zijn, moet dwangbehandeling kunnen worden overwogen. Daarbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen dwangbehandeling buiten de instelling en dwangbehandeling binnen de instelling.
Voor dwangbehandeling buiten de instelling biedt de Wet BOPZ weliswaar formeel geen voorziening, maar in dit kader is wel van groot belang dat zeer recent, op 1 januari 2004, de voorwaardelijke machtiging in werking is getreden. Met behulp van een voorwaardelijke machtiging kan geen dwang worden toegepast buiten een instelling, maar wel drang. De drang bestaat daaruit dat voor betrokkene helder is dat als hij zich niet aan de noodzakelijke behandeling houdt, hij alsnog gedwongen zal worden opgenomen. Het lijkt erop dat de praktijk de mogelijkheden van de voorwaardelijke machtiging nog niet ten volle benut.
Dwangbehandeling binnen de instelling is nu al mogelijk, maar alleen als de patiënt binnen de instelling een gevaar vormt. Deze beperking heeft te maken met de criteria en de toepassing van de huidige wet. Het komt dan ook voor dat mensen wel gedwongen worden opgenomen, maar dat er vervolgens niet adequaat kan worden gewerkt aan een behandeling van de geestesstoornis omdat niet wordt voldaan aan het voor dwangbehandeling noodzakelijke criterium. De omgeving (familie, hulpverleners) heeft bij deze mensen daardoor nogal eens het gevoel met lege handen te staan. Voor sommige kwetsbare patiënten kan daardoor bij de omgeving het beeld ontstaan dat het eenzijdig benadrukken van het zelfbeschikkingsrecht niet in het belang van betrokkene is.
Naar aanleiding van vorenstaande overwegingen is het Kabinet van mening dat er reden is de mogelijkheden tot het toepassen van dwangbehandeling binnen de instelling uit te breiden. Dwang mag alleen worden overwogen in situaties waarin minder ingrijpende middelen niet werken. Ook moet er een afweging worden gemaakt tussen de ernst van de stoornis en de fysieke en mentale inbreuk die de behandeling met zich meebrengt.
Klik hier voor meer informatie over dwangbehandeling

Wettelijke criteria voor onvrijwillige opneming
Voor onvrijwillige opneming gelden de volgende voorwaarden: * De betrokken persoon heeft een geestesstoornis (of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens)
* De geestesstoornis veroorzaakt gevaar voor de betrokkene zelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen
* Het gevaar kan niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis worden afgewend
* De betrokkene geeft geen blijk van de nodige bereidheid om zich te laten behandelen.
De betrokkene geeft geen blijk van de nodige bereidheid om zich te laten behandelen.
Als aan één van deze voorwaarden niet is voldaan, kan de onvrijwillige opneming niet doorgaan.
Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad kan onder gevaar worden verstaan: suïcidaliteit, zelfverminking, een gevaarlijke staat van zelfverwaarlozing, gevaar voor het maatschappelijk of sociaal bestaan van de patiënt, gevaar voor zowel de lichamelijke als de geestelijke gezondheid van buren van de patiënt en het creëren van chronisch explosieve situaties in de sociale omgeving, waardoor verdergaand geweld onafwendbaar lijkt.

Procedures voor onvrijwillige opneming A Inbewaringstelling (IBS)
Inbewaringstelling
Voortgezette inbewaringstelling
B. Rechterlijke Machtiging (RM)
Observatiemachtiging (nog niet in werking getreden)
Voorlopige rechterlijke machtiging
Rechterlijke machtiging tot voortgezet verblijf
Rechterlijke machtiging op eigen verzoek
C. Voorwaardelijke machtiging (VM)
Voorwaardelijke machtiging


Verlof en ontslag
Wanneer het gevaar zover is verminderd dat (tijdelijke) terugkeer in de maatschappij verantwoord is, kan de geneesheer-directeur de patiënt verlof verlenen. De geneesheer-directeur is dus degene die officieel het verlof verleent en weer intrekt, maar in feite is dit gedelegeerd aan de behandelaar. Met verlof wordt een verblijf buiten het ziekenhuisterrein bedoeld. Verlof van meer dan 6o uur is slechts twee keer per jaar mogelijk, voor maximaal twee weken. Kortdurend verlof, zoals weekend- en avondverlof, kan vaker worden toegekend. Aan verlof kunnen voorwaarden voor het gedrag van de patiënt worden verbonden, bijvoorbeeld bezoeken van bepaalde ambulante hulpverleners en/of het gebruik van medicatie. Bij gebleken gevaarlijkheid of overtreding van de voorwaarden kan de geneesheer-directeur het verlof intrekken. Deze intrekking kan door de patiënt of anderen aan de rechter worden voorgelegd. De geneesheer-directeur kan de patiënt ook voorwaardelijk ontslag verlenen. De voorwaarden kunnen dezelfde zijn als bij verlof. Bij intrekking van het voorwaardelijk ontslag is beroep op de rechter mogelijk. Bij weigering van voorwaardelijk ontslag kan dat nog niet, maar deze mogelijkheid zal door middel van een wetswijziging worden toegevoegd.
Het onvrijwillig verblijf wordt beëindigd als de patiënt niet langer voldoet aan de vereisten voor zo'n verblijf. De geneesheer-directeur kan op eigen initiatief of op verzoek van de patiënt of anderen tot ontslag besluiten. Hij zal ook tot ontslag besluiten als de termijn voor een lopende machtiging verstreken is zonder dat een nieuwe machtiging is aangevraagd. Bij afwijzing van een ontslagverzoek door de geneesheer-directeur kan de Officier van justitie worden verzocht de beslissing van de rechter te vorderen.
Zo mogelijk en nodig dient aangaande verlof en voorwaardelijk ontslag overleg gevoerd te worden met naasten van patiënt, ambulante behandelaar en huisarts. Er moeten afspraken betreffende de duur en voorwaarden van het verlof met de patiënt gemaakt worden en er moet een schriftelijke verklaring aan de patiënt verstrekt worden namens de geneesheer-directeur dat verlof is verleend.
Bij intrekken van verlof krijgt de patiënt eveneens een schriftelijke, gemotiveerde beslissing binnen vier dagen na de intrekking. De regelingen van voorwaardelijk ontslag zijn zelfs nog iets scherper.

De rechten van de patiënt tijdens de onvrijwillige opneming
Onvrijwillig opgenomen patiënten hebben in principe dezelfde rechten als andere staatsburgers. Op deze rechten mag geen inbreuk worden gemaakt, tenzij de wet daartoe uitdrukkelijk de bevoegdheid verleent. De Wet BOPZ regelt de mogelijkheid om op deze rechten inbreuk te maken. De rechtspositieregeling is, behalve op personen met een BOPZ-titel, ook van toepassing op personen die op grond van een uitspraak van de strafrechter in een psychiatrisch ziekenhuis verblijven (art. 37 lid 1 Sr). Verder ook op personen die ter beschikking (TBS) zijn gesteld met verpleging van overheidswege, voor zover zij deze verpleging in een psychiatrisch ziekenhuis ondergaan, en op personen aan wie de maatregel van Plaatsing in een Inrichting voor jeugdigen (pij) is opgelegd, als het gaat om een psychiatrisch ziekenhuis. Op laatstgenoemde categorieën zijn de verlof- en ontslagbepalingen niet (onverkort) van toepassing.
De Wet BOPZ kent aan de patiënt een aantal rechten toe, zoals het recht op bijstand door een advocaat en het recht om een klacht tegen de behandeling in te dienen. Hieronder vindt u hierover meer.

Behandelplan, informatie en toestemming
Centraal in de interne rechtspositieregeling van de Wet BOPZ staat het behandelplan. Dit plan moet op schrift worden gesteld. Zonder toestemming van de patiënt (of diens vertegenwoordiger) mag het niet worden uitgevoerd. Onvrijwillige opneming is geen vrijbrief voor onvrijwillige behandeling. De patiënt heeft het recht om behandeling te weigeren. Om ervoor te zorgen dat de patiënt op basis van voldoende informatie toestemming (informed consent) voor behandeling kan geven, moet de behandelaar de patiënt van begrijpelijke informatie voorzien. Deze informatieplicht is vastgelegd in de WGBO.
Een onvrijwillig opgenomen patiënt wordt onder het regime van de BOPZ als wilsbekwaam beschouwd, tenzij de behandelaar vaststelt dat hij deze bekwaamheid mist. Onder wilsbekwaamheid wordt verstaan het vermogen om de eigen belangen inzake behandeling te behartigen ("in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de voorgestelde behandeling"). Acht de behandelaar de patiënt daartoe niet in staat, dan moet hij zich voor plaatsvervangende toestemming wenden tot de vertegenwoordiger van de patiënt. De wet schrijft voor welke personen als vertegenwoordiger in aanmerking komen. Een behandelaar hoeft niet met een vertegenwoordiger in zee te gaan, als hij meent dat dit in strijd is met de "zorg van een goed hulpverlener". Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als de beslissing van de vertegenwoordiger afbreuk doet aan het medisch belang van de patiënt.
Als er hetzij met de patiënt, hetzij met diens vertegenwoordiger geen overeenstemming over het behandelplan te bereiken valt, kan er geen behandeling plaatsvinden. Dat geldt ook als patiënt of vertegenwoordiger de eenmaal gegeven toestemming weer intrekt. Het toestemmingsvereiste en recht om behandeling te weigeren zijn niet absoluut. De Wet BOPZ kent uitzonderingssituaties waarin dit vereiste of dit recht moet wijken voor andere belangen. Deze situaties komen hierna aan de orde.
Overzicht voorschriften behandelplan: * Inhoud
Er moet samen met de patiënt een behandelingsplan worden opgesteld In dit behandelingsplan moet beschreven staan welke therapeutische maatregelen worden genomen om de stoornis zó aan te pakken, dat daardoor het gevaar afneemt dat de aanleiding was voor de IBS of RM
* Werkzaamheid
De wetgever eist dat degene die het behandelingsplan op schrift stelt, daarbij de normen die gelden voor een zorgvuldige behandeling in acht neemt. Zo zal er regelmatig toetsing van de werkzaamheid van de therapeutische middelen moeten plaatsvinden en daarom wordt geëist dat de opzet van het behandelingsplan zodanig is dat een regelmatige toetsing van de middelen en het doel van het plan mogelijk is
* Informatie
De patiënt dient volledig en juist voorgelicht te worden
* Termijn
Het behandelingsplan moet 'zo spoedig mogelijk' na de opname tot stand gekomen te zijn, hetgeen betekent dat het binnen een week opgesteld moet kunnen zijn
* Samen met de patiënt
Het behandelingsplan wordt gemaakt samen met de (onvrijwillig opgenomen, maar niettemin mondige) patiënt. In het geval dat deze niet in staat is zijn wil met betrekking tot de voorgestelde behandeling te bepalen ('wilsonbekwaam'), moet het opgesteld worden samen met de echtgenoot, wettelijk vertegenwoordiger, of (als die ontbreken) de naaste (familie)betrekkingen
* Toestemming
De patiënt kan zijn instemming met het behandelingsplan op elk moment intrekken, en kan overigens ook altijd behandeling weigeren. Als de patiënt voor wilsonbekwaam wordt gehouden, kan ook de vertegenwoordiger zich tegen de behandeling verzetten. Ook dan kan de behandeling niet worden toegepast.
Indien met de vertegenwoordiger van de terzake wilsonbekwame patiënt overeenstemming over behandeling is bereikt, kan behandeling niet worden toegepast indien de patiënt zich verzet. 'Verzet' betekent hier feitelijk verzet; de patiënt hoeft zijn bezwaren niet te motiveren of te onderbouwen - hij of zij is immers wilsonbekwaam. In al deze gevallen moet er dus in beginsel opnieuw overlegd worden
* Als het overleg niet slaagt
Als bij het overleg geen overeenstemming over het behandelingsplan valt te bereiken, stelt de behandelaar de geneesheer-directeur hiervan in kennis. Overigens is er wel degelijk een grens aan de mogelijkheid van patiënt (of vertegenwoordiger) behandeling te weigeren, namelijk voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de patiënt of anderen, voortvloeiend uit de stoornis van de geestesvermogens, af te wenden
* Acute noodsituaties
In acute noodsituaties kunnen passende Middelen en Maatregelen (zie hieronder) worden genomen, los van het behandelingsplan. Binnen zeven dagen moet de Middelen en Maatregelen-toepassing stoppen en plaats maken voor behandeling in het kader van een behandelingsplan.
Klik hier voor meer informatie over het behandelingsplan


Dwangtoepassing: middelen en maatregelen (M&M)
Slechts bij uitzondering mag onder het regime van de Wet BOPZ tegen de wil van patiënt of vertegenwoordiger worden behandeld of mogen er M&M worden toegepast. Deze uitzonderingssituaties worden in de wet omschreven. Voor dwangbehandeling geldt een aangescherpt gevaarscriterium: "voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de patiënt of anderen, voortvloeiende uit de stoornis van de geestvermogens, af te wenden". Anders dan in de WGBO is daarbij niet van belang of de patiënt al dan niet wilsbekwaam is. In de WGBO is dwangbehandeling namelijk alleen bij wilsonbekwame patiënten toegestaan, en dan met toestemming van de vertegenwoordiger als dit "kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen" Voor toepassing van M&M geldt het criterium: "ter overbrugging van tijdelijke noodsituaties welke door de patiënt in het ziekenhuis als gevolg van de stoornis van de geestvermogens worden veroorzaakt".
Beide typen dwang worden met rechtswaarborgen omkleed: beslissingen om dwang toe te passen zijn klachtwaardig. Naasten moeten ervan op de hoogte worden gebracht en melding aan de Inspectie en registratie zijn verplicht.
Het onderscheid dwangbehandeling en M&M is in het wetssysteem van groot belang. Onder dwangbehandeling wordt verstaan het uitvoeren van een (deel van het) behandelplan zonder toestemming of bij verzet, bij M&M gaat het om in principe eenmalig ingrijpen zonder behandeldoelstelling. De wet noemt voor beide typen dwang verschillende criteria (eerder genoemd), er is verschil in toelaatbaarheid van toe te passen middelen en ook de toegestane duur verschilt. De keuze van de middelen bij (dwang)behandeling wordt aan de behandelaar overgelaten. Deze moet zo min mogelijk inbreuk maken op de rechten van de patiënt. Ook moet hij steeds het doel (afwenden van ernstig gevaar) voor ogen houden. De middelen die hij toepast moeten wel in het schriftelijke behandelingsplan zijn opgenomen. Toegestane M&M zijn beperkt tot afzondering, separatie, fixatie, toediening van vocht en/of voeding en medicatie. Dwangbehandeling kent geen wettelijke maximumduur, al moet deze behandeling worden beëindigd wanneer het ernstig gevaar is geweken. De toepassing van M&M is gebonden aan een maximumduur van zeven opeenvolgende dagen.
Wanneer deze langer dan zeven dagen moeten worden toegepast, moeten de M&M getoetst worden aan de regels van dwangbehandeling.
Klik hier voor meer informatie over middelen en maatregelen

Vrijheidsbeperking
De onvrijwillig opgenomen patiënt heeft recht op vrije briefwisseling, behalve een in zijn aanwezigheid uit te voeren controle op mee te zenden voorwerpen. Ook heeft de patiënt recht op bezoek, vrij telefoonverkeer en bewegingsvrijheid in het ziekenhuis en op het ziekenhuisterrein. De drie laatstgenoemde rechten kunnen in individuele gevallen worden beperkt. De gronden die de wet daarvoor noemt zijn: vrees voor ernstige nadelige gevolgen voor de gezondheidstoestand van de patiënt; voorkoming van verstoring van de orde in het ziekenhuis, zoals die in de huisregels is beschreven; voorkoming van strafbare feiten. Beslissingen tot vrijheidsbeperking zijn klachtwaardig.

Klachtrecht
In elk algemeen psychiatrisch ziekenhuis en op sommige psychiatrische afdelingen van algemene en academische ziekenhuizen is een patiëntenvertrouwenspersoon (PvP) aanwezig. Deze heeft tot taak de patiënt voor te lichten over zijn rechten en hem te ondersteunen bij het geldend maken ervan. Hij dient dus uitsluitend de belangen van de patiënt. Bij klachten over de behandeling kan de PvP bemiddelen.
Voor onvrijwillig opgenomen patiënten geldt een klachtrecht. De patiënt, of een plaatsvervangende vertegenwoordiger (familielid, andere patiënt) hebben het recht schriftelijke klachten in te dienen bij het ziekenhuisbestuur (de directie). Dat is verplicht de klacht te laten behandelen door een onpartijdige klachtencommissie. Ook bij de gang naar de klachtencommissie kan de patiënt zich door de PvP laten ondersteunen.
Op grond van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector kan de patiënt klagen over alle jegens hem genomen beslissingen en gedragingen van personen die in het ziekenhuis werken. Op grond van de Wet BOPZ heeft de onvrijwillig opgenomen patiënt bovendien het recht om te klagen over ingrijpende beslissingen die genomen worden op grond van de Wet BOPZ. Het gaat dus om klachten over de bepaling van wilsonbekwaamheid, dwangbehandeling, toepassing van M&M, vrijheidsbeperking en het niet uitvoeren van het overeengekomen behandelplan (hierna te noemen: BOPZ-klachten).
Een psychiatrisch ziekenhuis is verplicht een klachtencommissie in te stellen die uit minimaal drie personen bestaat. Bij BOPZ-klachten moeten een jurist en een psychiater deel van de commissie uitmaken. De commissie beslist over de klachten. Het ziekenhuis moet beschikken over een klachtenreglement met waarborgen voor onafhankelijkheid van de klachtenbehandeling, hoor en wederhoor, bijstand voor klager en aangeklaagde en bescherming van de privacy van betrokkenen.
Momenteel is een wetsvoorstel in voorbereiding, dat de commissie het recht geeft over de klachten een eindbeslissing te nemen. Vooruitlopend hierop is de procedure in de praktijk al zodanig veranderd. Voorheen besliste het ziekenhuisbestuur.
Voor schadevergoeding bij een gegronde klacht blijft de patiënt op de civiele rechter aangewezen.
Als een BOPZ-klacht ongegrond wordt verklaard, heeft de klager het recht om, eventueel met inschakeling van de Inspectie, in beroep te gaan bij de rechter. Deze beroepsmogelijkheid ontbreekt bij klachten op grond van de Klachtwet.

Informatie
Zo spoedig mogelijk na opname moet de onvrijwillige opgenomen patiënt in het bezit worden gesteld van allerlei informatie, waaronder de in het ziekenhuis geldende huisregels (art. 37). Dit geldt tevens voor de echtgenoot, wettelijk vertegenwoordiger en naaste (familie)betrekkingen. Patiënt en familieleden moeten bij een gedwongen opname zo veel mogelijk weten waar ze aan toe zijn. Derhalve zal er per afdeling schriftelijk informatiemateriaal moeten klaar liggen dat bij opname wordt uitgereikt.

Huisregels
De huisregels hebben geen ander doel dan van het psychiatrisch ziekenhuis een geordende samenleving te maken (AMvB 561, art.3). De huisregels beperken de vrijheid van handelen van de patiënt niet verder dan voor een dergelijke gang van zaken nodig is, en kunnen geen inbreuk maken op in de wet toegekende patiëntenrechten.
De wet BOPZ geeft alle beperkingen aan die een gedwongen opname voor de patiënt met zich mee brengt. Met de huisregels mogen die beperkingen niet worden uitgebreid. Wel kan het onmogelijk worden een afdeling een 'geordende samenleving' te doen zijn, wanneer de patiënt zich niet 'betamelijk' zou gedragen. Daarom zijn huisregels geëigend om bijvoorbeeld bezoektijden, slaaptijden en tijdstippen van telefoneren te regelen, evenals maatregelen tegen geluidsoverlast.
Beperkingen die de patiënt moeten worden opgelegd in verband met de stoornis (bijvoorbeeld beperkingen van de bewegingsvrijheid op het terrein) horen niet in de huisregels maar in het individuele behandelingsplan.

Verkommerden en verloederden
Bij verkommering en verloedering gaat het om mensen die gezien hun omstandigheden zorg of opvang nodig hebben, maar die onvoldoende gebruik maken van de bestaande voorzieningen. Daardoor dreigt hun maatschappelijk functioneren en welbevinden beneden een aanvaardbaar minimum te raken. Het is een breed maatschappelijk probleem dat het bestek van de Wet BOPZ te buiten gaat.
Hoeveel mensen uit deze groep geestelijk gestoord zijn, is niet bekend. Momenteel wordt dit nader onderzocht. Voor deze groep heeft het kabinet gekozen voor terughoudendheid met dwang, omdat dwang hier averechts kan werken. Uit de evaluatie van de Wet BOPZ is gebleken dat deze wet niet bijdraagt aan verkommering en verloedering, zoals aanvankelijk werd gedacht. Oplossingen voor sociale marginalisering van mensen moeten buiten de Wet BOPZ worden gezocht. De mogelijkheden tot dwangopname in de Wet BOPZ vindt de regering voldoende voor het oplossen van onhoudbare toestanden. Het hoofdaccent moet liggen op preventie van dergelijke situaties, door het tijdig aanbieden van zorg (bijvoorbeeld via sociale pensions) en uitoefening van drang en bemoeizorg. De (openbare) gezondheidszorg en de maatschappelijke opvang moeten deze mensen de helpende hand bieden. Daarbij hebben de gemeenten een regiefunctie.
Bovendien wordt vervolgonderzoek gedaan naar de problematiek van verkommering en verloedering.

Verhouding Wet BOPZ - WGBO
De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) blijft ook voor onvrijwillig opgenomen patiënten, naast de Wet BOPZ, van belang. Dit geldt voor onderwerpen waarover de BOPZ zwijgt, bijvoorbeeld de informatieverstrekking over de behandeling. Voor onderwerpen die niet in de BOPZ zijn geregeld vult de WGBO de BOPZ aan.
De WGBO is ook van toepassing op psychiatrische behandelingen waarop de Wet BOPZ geen betrekking heeft, namelijk behandelingen die niet gericht zijn op opheffing van het gevaar dat de aanleiding voor de opneming was. Bovendien geldt voor alle somatische behandelingen, ook voor de somatische behandeling van onvrijwillig opgenomen patiënten, de WGBO.

Financiering
Omdat de intramurale geestelijke gezondheidszorg via de AWBZ gefinancierd is, valt ook de verpleging van BOPZ-patiënten onder de AWBZ. Na een verblijf van een jaar in het ziekenhuis moet de patiënt een eigen bijdrage in de verpleegkosten gaan betalen. Dit geldt ook voor de patiënt die krachtens de Wet BOPZ is opgenomen.

vrijdag, september 02, 2005

Vorm: druppelvloeistof 2 mg / ml; injectievloeistof 5 mg / ml; tablet 1, 5, 10 mg
Indicaties: antipsychotisch, opwinding / angst dempend, manie, tics, chorea, misselijkheid, (post-operatief of neurologisch)braken.
Dosering: altijd opzoeken, volwassenen 2 a 10 mg oraal per 24hr
Contraindicaties: Parkinson, spastische verlammingen, depressie van het CZS, coma, laesie van de basale ganglia, cardiovasculaire aandoeningen, organisch cerebrale stoornissen, epileptie.
Bij extra-piramidale bijwerkingen een atypisch antipsychoticum zoals Risperdal of Olanzapine als alternatief proberen.

Vorm: druppelvloeistof 40 mg / ml
Werking: gering antipsychotisch, agressie-demping, correctie slaapwaakritme bij schizofrene psychosen
Dosering: 2dd 40-90 mg voor 1 a 2 weken, ophogen tot 360 mg / dag; ouderen halve dosering geven; agressie bij kinderen 20 mg = 10 dr tot max. 20 a 40 mg = 10 a 20 dr.
Contraindicaties: Parkinson, spastische verlammingen, depressie van het CZS, coma, laesie van de basale ganglia, cardiovasculaire aandoeningen, organisch cerebrale stoornissen, epileptie.

Medische Aantekeningen van Gerard